Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/122153910.webp
dividir
Se dividen las tareas del hogar entre ellos.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/97188237.webp
bailar
Están bailando un tango enamorados.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/97784592.webp
prestar atención
Hay que prestar atención a las señales de tráfico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/132125626.webp
persuadir
A menudo tiene que persuadir a su hija para que coma.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/67232565.webp
acordar
Los vecinos no pudieron acordar sobre el color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/66441956.webp
anotar
¡Tienes que anotar la contraseña!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/119335162.webp
mover
Es saludable moverse mucho.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/120801514.webp
extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/57248153.webp
mencionar
El jefe mencionó que lo despedirá.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/86996301.webp
defender
Los dos amigos siempre quieren defenderse mutuamente.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/88597759.webp
presionar
Él presiona el botón.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/32312845.webp
excluir
El grupo lo excluye.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.