Vocabulario
Aprender verbos – neerlandés

verspillen
Energie mag niet verspild worden.
desperdiciar
No se debe desperdiciar energía.

vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitar
Él necesita evitar las nueces.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mezclar
Puedes mezclar una ensalada saludable con verduras.

moeten
Men zou veel water moeten drinken.
deber
Se debería beber mucha agua.

sturen
Ik stuur je een brief.
enviar
Te estoy enviando una carta.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
apartar
Quiero apartar algo de dinero para más tarde cada mes.

sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
evaluar
Él evalúa el rendimiento de la empresa.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
viajar
Le gusta viajar y ha visto muchos países.

annuleren
Het contract is geannuleerd.
cancelar
El contrato ha sido cancelado.

uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
explicar
El abuelo le explica el mundo a su nieto.
