Vocabulario

Aprender verbos – neerlandés

cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
desperdiciar
No se debe desperdiciar energía.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitar
Él necesita evitar las nueces.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mezclar
Puedes mezclar una ensalada saludable con verduras.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
deber
Se debería beber mucha agua.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
enviar
Te estoy enviando una carta.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
apartar
Quiero apartar algo de dinero para más tarde cada mes.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
evaluar
Él evalúa el rendimiento de la empresa.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
viajar
Le gusta viajar y ha visto muchos países.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cancelar
El contrato ha sido cancelado.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
explicar
El abuelo le explica el mundo a su nieto.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibir
Se exhibe arte moderno aquí.