Vocabulario
Aprender verbos – neerlandés

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
olvidar
Ella ya ha olvidado su nombre.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
atropellar
Desafortunadamente, muchos animales todavía son atropellados por coches.

uitzetten
Ze zet de wekker uit.
apagar
Ella apaga el despertador.

drinken
Ze drinkt thee.
beber
Ella bebe té.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
informar
Todos a bordo informan al capitán.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cortar
La tela se está cortando a medida.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibir
Se exhibe arte moderno aquí.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
viajar
He viajado mucho alrededor del mundo.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
nadar
Ella nada regularmente.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
recordar
La computadora me recuerda mis citas.

kletsen
Ze kletsen met elkaar.
chatear
Ellos chatean entre sí.
