Vocabulario

Aprender verbos – neerlandés

cms/verbs-webp/119847349.webp
horen
Ik kan je niet horen!
oír
¡No puedo oírte!
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
actualizar
Hoy en día, tienes que actualizar constantemente tu conocimiento.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
pintar
¡He pintado una hermosa imagen para ti!
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
permitir
No se debería permitir la depresión.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
representar
Los abogados representan a sus clientes en la corte.
cms/verbs-webp/96628863.webp
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
ahorrar
La niña está ahorrando su dinero de bolsillo.
cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
saltar
El atleta debe saltar el obstáculo.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
soportar
Ella no puede soportar el canto.
cms/verbs-webp/32180347.webp
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
desmontar
¡Nuestro hijo desmonta todo!
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
acompañar
El perro los acompaña.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influenciar
¡No te dejes influenciar por los demás!
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
dejar entrar
Estaba nevando afuera y los dejamos entrar.