Vocabulario
Aprender verbos – neerlandés

horen
Ik kan je niet horen!
oír
¡No puedo oírte!

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
actualizar
Hoy en día, tienes que actualizar constantemente tu conocimiento.

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
pintar
¡He pintado una hermosa imagen para ti!

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
permitir
No se debería permitir la depresión.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
representar
Los abogados representan a sus clientes en la corte.

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
ahorrar
La niña está ahorrando su dinero de bolsillo.

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
saltar
El atleta debe saltar el obstáculo.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
soportar
Ella no puede soportar el canto.

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
desmontar
¡Nuestro hijo desmonta todo!

begeleiden
De hond begeleidt hen.
acompañar
El perro los acompaña.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influenciar
¡No te dejes influenciar por los demás!
