Vocabulario

Aprender verbos – neerlandés

cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
encargarse de
Nuestro conserje se encarga de la eliminación de nieve.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
olvidar
Ella no quiere olvidar el pasado.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
repetir
Mi loro puede repetir mi nombre.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
patear
En artes marciales, debes poder patear bien.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
escuchar
Ella escucha y oye un sonido.
cms/verbs-webp/129203514.webp
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
charlar
A menudo charla con su vecino.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
actualizar
Hoy en día, tienes que actualizar constantemente tu conocimiento.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantizar
El seguro garantiza protección en caso de accidentes.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
olvidar
Ella ya ha olvidado su nombre.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
escribir por todas partes
Los artistas han escrito por toda la pared entera.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
agradecer
Él la agradeció con flores.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
necesitar
Urgentemente necesito unas vacaciones; ¡tengo que ir!