Vocabulario

Aprender verbos – neerlandés

cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cambiar
Mucho ha cambiado debido al cambio climático.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reducir
Definitivamente necesito reducir mis costos de calefacción.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
girar
Puedes girar a la izquierda.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
apartar
Quiero apartar algo de dinero para más tarde cada mes.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
pensar
Ella siempre tiene que pensar en él.
cms/verbs-webp/81236678.webp
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
fallar
Ella falló una cita importante.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
votar
Se vota a favor o en contra de un candidato.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
patear
En artes marciales, debes poder patear bien.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
destruir
El tornado destruye muchas casas.
cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
buscar
Lo que no sabes, tienes que buscarlo.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
empezar
La escuela está a punto de empezar para los niños.
cms/verbs-webp/102049516.webp
verlaten
De man vertrekt.
salir
El hombre sale.