Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/5135607.webp
mudar
El vecino se está mudando.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/99602458.webp
restringir
¿Se debe restringir el comercio?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/119952533.webp
saber
¡Esto sabe realmente bien!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/62069581.webp
enviar
Te estoy enviando una carta.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evaluar
Él evalúa el rendimiento de la empresa.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/115113805.webp
chatear
Ellos chatean entre sí.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/128644230.webp
renovar
El pintor quiere renovar el color de la pared.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/120801514.webp
extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/50772718.webp
cancelar
El contrato ha sido cancelado.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/67955103.webp
comer
Las gallinas están comiendo los granos.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terminar
¿Cómo terminamos en esta situación?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/42111567.webp
equivocar
¡Piensa bien para que no te equivoques!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!