Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/80427816.webp
corregir
El profesor corrige los ensayos de los estudiantes.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/125884035.webp
sorprender
Ella sorprendió a sus padres con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/82845015.webp
informar
Todos a bordo informan al capitán.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/120515454.webp
alimentar
Los niños alimentan al caballo.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/33463741.webp
abrir
¿Puedes abrir esta lata por favor?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/114993311.webp
ver
Puedes ver mejor con gafas.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/93031355.webp
atrever
No me atrevo a saltar al agua.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
cms/verbs-webp/57207671.webp
aceptar
No puedo cambiar eso, tengo que aceptarlo.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/125319888.webp
cubrir
Ella cubre su cabello.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/11497224.webp
responder
El estudiante responde a la pregunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/92145325.webp
mirar
Ella mira a través de un agujero.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/120254624.webp
liderar
Le gusta liderar un equipo.
leiden
Hij leidt graag een team.