Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/120086715.webp
fullføre
Kan du fullføre puslespillet?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/110045269.webp
fullføre
Han fullfører joggingruta si hver dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/123492574.webp
trene
Profesjonelle idrettsutøvere må trene hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/118483894.webp
nyte
Hun nyter livet.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/5135607.webp
flytte ut
Naboen flytter ut.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/84314162.webp
strekke ut
Han strekker armene sine vidt.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/28642538.webp
la stå
I dag må mange la bilene sine stå.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/123213401.webp
hate
De to guttene hater hverandre.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/106515783.webp
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/110646130.webp
dekke
Hun har dekket brødet med ost.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betale
Hun betalte med kredittkort.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/8451970.webp
diskutere
Kollegaene diskuterer problemet.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.