Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/86196611.webp
atropellar
Desafortunadamente, muchos animales todavía son atropellados por coches.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/100466065.webp
omitir
Puedes omitir el azúcar en el té.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/96571673.webp
pintar
Él está pintando la pared de blanco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/112286562.webp
trabajar
Ella trabaja mejor que un hombre.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/75281875.webp
encargarse de
Nuestro conserje se encarga de la eliminación de nieve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/114091499.webp
entrenar
El perro es entrenado por ella.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/105875674.webp
patear
En artes marciales, debes poder patear bien.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/99207030.webp
llegar
El avión ha llegado a tiempo.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/111750395.webp
regresar
Él no puede regresar solo.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/122470941.webp
enviar
Te envié un mensaje.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/59066378.webp
prestar atención
Hay que prestar atención a las señales de tráfico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/125319888.webp
cubrir
Ella cubre su cabello.
bedekken
Ze bedekt haar haar.