Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/9435922.webp
acercarse
Los caracoles se están acercando entre sí.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/112970425.webp
molestarse
Ella se molesta porque él siempre ronca.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/122479015.webp
cortar
La tela se está cortando a medida.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/122079435.webp
aumentar
La empresa ha aumentado sus ingresos.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/65840237.webp
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/122398994.webp
matar
Ten cuidado, puedes matar a alguien con ese hacha.
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/100634207.webp
explicar
Ella le explica cómo funciona el dispositivo.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/78073084.webp
acostarse
Estaban cansados y se acostaron.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/99633900.webp
explorar
Los humanos quieren explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/128159501.webp
mezclar
Hay que mezclar varios ingredientes.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/73880931.webp
limpiar
El trabajador está limpiando la ventana.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/124274060.webp
dejar
Ella me dejó una rebanada de pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.