Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

chat
He often chats with his neighbor.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

let through
Should refugees be let through at the borders?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.

bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
