Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/122479015.webp
cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/53064913.webp
close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/130288167.webp
clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/94796902.webp
find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/129203514.webp
chat
He often chats with his neighbor.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/111750395.webp
go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/109542274.webp
let through
Should refugees be let through at the borders?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/120515454.webp
feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/74916079.webp
arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/32796938.webp
send off
She wants to send the letter off now.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.