Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/110322800.webp
parler mal
Les camarades de classe parlent mal d’elle.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/47241989.webp
chercher
Ce que tu ne sais pas, tu dois le chercher.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/90773403.webp
suivre
Mon chien me suit quand je fais du jogging.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/120086715.webp
compléter
Peux-tu compléter le puzzle ?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/122394605.webp
changer
Le mécanicien automobile change les pneus.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/118232218.webp
protéger
Les enfants doivent être protégés.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/123844560.webp
protéger
Un casque est censé protéger contre les accidents.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/77572541.webp
retirer
L’artisan a retiré les anciens carreaux.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/99725221.webp
mentir
Parfois, il faut mentir dans une situation d’urgence.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/42212679.webp
travailler pour
Il a beaucoup travaillé pour ses bonnes notes.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/113885861.webp
s’infecter
Elle s’est infectée avec un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.