Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/111750432.webp
pendre
Les deux sont suspendus à une branche.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/60111551.webp
prendre
Elle doit prendre beaucoup de médicaments.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/110056418.webp
prononcer un discours
Le politicien prononce un discours devant de nombreux étudiants.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/122638846.webp
laisser sans voix
La surprise la laisse sans voix.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/91906251.webp
appeler
Le garçon appelle aussi fort qu’il peut.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/109542274.webp
laisser passer
Devrait-on laisser passer les réfugiés aux frontières?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/118008920.webp
commencer
L’école commence juste pour les enfants.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/123953850.webp
sauver
Les médecins ont pu lui sauver la vie.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorer
L’enfant ignore les paroles de sa mère.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/77572541.webp
retirer
L’artisan a retiré les anciens carreaux.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/99633900.webp
explorer
Les humains veulent explorer Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.