Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

battre
Les parents ne devraient pas battre leurs enfants.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

parler
Il parle à son auditoire.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

corriger
La professeure corrige les dissertations des élèves.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

écouter
Les enfants aiment écouter ses histoires.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

sauter
Il a sauté dans l’eau.
springen
Hij sprong in het water.

démarrer
Quand le feu est passé au vert, les voitures ont démarré.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

trier
Il aime trier ses timbres.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

installer
Ma fille veut installer son appartement.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

promouvoir
Nous devons promouvoir des alternatives au trafic automobile.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
