Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/90321809.webp
dépenser
Nous devons dépenser beaucoup d’argent pour les réparations.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/122398994.webp
tuer
Soyez prudent, vous pouvez tuer quelqu’un avec cette hache!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/94153645.webp
pleurer
L’enfant pleure dans la baignoire.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/80332176.webp
souligner
Il a souligné sa déclaration.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/61806771.webp
apporter
Le messager apporte un colis.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/102136622.webp
tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/118026524.webp
recevoir
Je peux recevoir une connexion internet très rapide.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/113418367.webp
décider
Elle ne peut pas décider quels chaussures porter.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/108350963.webp
enrichir
Les épices enrichissent notre nourriture.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/34725682.webp
suggérer
La femme suggère quelque chose à son amie.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/27076371.webp
appartenir
Ma femme m’appartient.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/105854154.webp
limiter
Les clôtures limitent notre liberté.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.