Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/35137215.webp
battre
Les parents ne devraient pas battre leurs enfants.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/82845015.webp
se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/93169145.webp
parler
Il parle à son auditoire.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/71260439.webp
écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corriger
La professeure corrige les dissertations des élèves.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/124545057.webp
écouter
Les enfants aiment écouter ses histoires.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/67035590.webp
sauter
Il a sauté dans l’eau.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/75001292.webp
démarrer
Quand le feu est passé au vert, les voitures ont démarré.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
cms/verbs-webp/40946954.webp
trier
Il aime trier ses timbres.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/116877927.webp
installer
Ma fille veut installer son appartement.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/87153988.webp
promouvoir
Nous devons promouvoir des alternatives au trafic automobile.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/118759500.webp
récolter
Nous avons récolté beaucoup de vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.