Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

produce
One can produce more cheaply with robots.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

study
There are many women studying at my university.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

press
He presses the button.
drukken
Hij drukt op de knop.

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

name
How many countries can you name?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

lie behind
The time of her youth lies far behind.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

kill
Be careful, you can kill someone with that axe!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

dispose
These old rubber tires must be separately disposed of.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

demand
My grandchild demands a lot from me.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

repeat
My parrot can repeat my name.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
