Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
procurar
O ladrão procura a casa.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
servir
Cães gostam de servir seus donos.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
liderar
O caminhante mais experiente sempre lidera.
cms/verbs-webp/117490230.webp
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
pedir
Ela pede café da manhã para si mesma.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
ficar cego
O homem com os distintivos ficou cego.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
embebedar-se
Ele se embebeda quase todas as noites.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
deixar entrar
Estava nevando lá fora e nós os deixamos entrar.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
amar
Ela realmente ama seu cavalo.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
queimar
A carne não deve queimar na grelha.