Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
controlar-se
Não posso gastar muito dinheiro; preciso me controlar.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
sublinhar
Ele sublinhou sua afirmação.
cms/verbs-webp/95938550.webp
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
comandar
Ele comanda seu cachorro.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
correr
O atleta corre.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
queimar
Ele queimou um fósforo.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
chatear-se
Ela se chateia porque ele sempre ronca.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
amar
Ela realmente ama seu cavalo.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repetir
Pode repetir, por favor?
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
estar familiarizado
Ela não está familiarizada com eletricidade.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
entrar
Você tem que entrar com sua senha.