Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/107273862.webp
zusammenhängen
Alle Länder auf der Erde hängen miteinander zusammen.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/34664790.webp
unterliegen
Der schwächere Hund unterliegt im Kampf.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
cms/verbs-webp/82604141.webp
wegwerfen
Er tritt auf eine weggeworfene Bananenschale.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/84943303.webp
sich befinden
In der Muschel befindet sich eine Perle.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/75487437.webp
vorangehen
Der erfahrenste Wanderer geht immer voran.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/102327719.webp
schlafen
Das Baby schläft.
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/95655547.webp
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/66441956.webp
aufschreiben
Du musst dir das Passwort aufschreiben!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/80332176.webp
unterstreichen
Er unterstrich seine Aussage.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/109157162.webp
leichtfallen
Es fällt ihm leicht zu surfen.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/128159501.webp
vermengen
Verschiedene Zutaten müssen vermengt werden.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/119952533.webp
schmecken
Das schmeckt wirklich gut!
smaken
Dit smaakt echt goed!