Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/106851532.webp
sich ansehen
Sie haben sich lange angesehen.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/50772718.webp
stornieren
Der Vertrag wurde storniert.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/74908730.webp
bewirken
Zu viele Menschen bewirken schnell ein Chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/91906251.webp
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/74693823.webp
benötigen
Für den Radwechsel benötigt man einen Wagenheber.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/60395424.webp
umherspringen
Das Kind springt fröhlich umher.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/114052356.webp
verbrennen
Das Fleisch darf nicht auf dem Grill verbrennen!
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
Der Sportler rennt.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/92145325.webp
gucken
Sie guckt durch ein Loch.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/70864457.webp
ausliefern
Der Bote liefert das Essen aus.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/109099922.webp
erinnern
Der Computer erinnert mich an meine Termine.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/108295710.webp
buchstabieren
Die Kinder lernen buchstabieren.
spellen
De kinderen leren spellen.