Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/122632517.webp
schiefgehen
Heute geht auch alles schief!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/84506870.webp
sich besaufen
Er besäuft sich fast jeden Abend.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/44518719.webp
begehen
Diesen Weg darf man nicht begehen.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
cms/verbs-webp/95655547.webp
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/132030267.webp
verzehren
Sie verzehrt ein Stück Kuchen.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiten
Es macht ihm Spaß, ein Team zu leiten.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/57481685.webp
sitzenbleiben
Der Schüler ist sitzengeblieben
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/74036127.webp
verpassen
Der Mann hat seinen Zug verpasst.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/95056918.webp
führen
Er führt das Mädchen an der Hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/28993525.webp
mitkommen
Komm jetzt mit!
meekomen
Kom nu mee!
cms/verbs-webp/119404727.webp
machen
Das solltest du doch schon vor einer Stunde machen!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!