Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/121820740.webp
losgehen
Die Wanderer gingen schon früh am Morgen los.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/111063120.webp
sich kennenlernen
Fremde Hunde wollen sich kennenlernen.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Sie muss immer an ihn denken.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/129235808.webp
horchen
Er horcht gerne am Bauch seiner schwangeren Frau.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/129403875.webp
erklingen
Die Glocke erklingt jeden Tag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/30314729.webp
aufhören
Ab sofort will ich mit dem Rauchen aufhören!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/38753106.webp
sprechen
Im Kino sollte man nicht zu laut sprechen.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/106725666.webp
nachsehen
Er sieht nach, wer da wohnt.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/130814457.webp
hinzufügen
Sie fügt dem Kaffee noch etwas Milch hinzu.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/67955103.webp
fressen
Die Hühner fressen die Körner.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/118588204.webp
warten
Sie wartet auf den Bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.