Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

augmentar
L’empresa ha augmentat els seus ingressos.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

escoltar
Ell l’està escoltant.
luisteren
Hij luistert naar haar.

xatejar
Ell sovint xateja amb el seu veí.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

aparcar
Les bicicletes estan aparcat a davant de la casa.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

viatjar
A ell li agrada viatjar i ha vist molts països.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

trobar-se
De vegades es troben a l’escala.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

ordenar
Encara tinc molts papers per ordenar.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

moure’s
És saludable moure’s molt.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

estar d’acord
Els veïns no podien estar d’acord sobre el color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

deixar entrar
Estava nevant fora i els vam deixar entrar.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

gastar
Ella va gastar tots els seus diners.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
