Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

lliurar
La nostra filla lliura diaris durant les vacances.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

deixar passar davant
Ningú vol deixar-lo passar davant a la caixa del supermercat.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

recompensar
Ell va ser recompensat amb una medalla.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

descobrir
Els mariners han descobert una terra nova.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

excloure
El grup l’exclou.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

netejar
Ella neteja la cuina.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

causar
L’alcohol pot causar mal de cap.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

castigar
Ella ha castigat la seva filla.
straffen
Ze strafte haar dochter.

ordenar
A ell li agrada ordenar els seus segells.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

gaudir
Ella gaudeix de la vida.
genieten
Ze geniet van het leven.

contenir
El peix, el formatge i la llet contenen molta proteïna.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
