Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/80332176.webp
sublinhar
Ele sublinhou sua afirmação.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/93393807.webp
acontecer
Coisas estranhas acontecem em sonhos.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/88615590.webp
descrever
Como se pode descrever cores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/91442777.webp
pisar
Não posso pisar no chão com este pé.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/62069581.webp
enviar
Estou te enviando uma carta.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/85623875.webp
estudar
Há muitas mulheres estudando na minha universidade.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/92612369.webp
estacionar
As bicicletas estão estacionadas na frente da casa.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/90643537.webp
cantar
As crianças cantam uma música.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/120128475.webp
pensar
Ela sempre tem que pensar nele.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/120200094.webp
misturar
Você pode misturar uma salada saudável com legumes.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/36190839.webp
combater
O corpo de bombeiros combate o fogo pelo ar.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/124320643.webp
achar difícil
Ambos acham difícil dizer adeus.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.