Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

influenciar
Não se deixe influenciar pelos outros!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

aumentar
A empresa aumentou sua receita.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

acordar
Ele acabou de acordar.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.

cuidar
Nosso filho cuida muito bem do seu novo carro.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

levantar-se
Ela não consegue mais se levantar sozinha.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

passar a noite
Estamos passando a noite no carro.
overnachten
We overnachten in de auto.

sentir falta
Ele sente muita falta de sua namorada.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

praticar
Ele pratica todos os dias com seu skate.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

oferecer
Ela ofereceu-se para regar as flores.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

responder
Ela sempre responde primeiro.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
