Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tributar
As empresas são tributadas de várias maneiras.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
atropelar
Infelizmente, muitos animais ainda são atropelados por carros.
cms/verbs-webp/106088706.webp
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
levantar-se
Ela não consegue mais se levantar sozinha.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
brincar
A criança prefere brincar sozinha.
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
achar difícil
Ambos acham difícil dizer adeus.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
danificar
Dois carros foram danificados no acidente.
cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
empurrar
Eles empurram o homem para a água.
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
começar
Os soldados estão começando.
cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
verificar
O dentista verifica os dentes.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
falar mal
Os colegas falam mal dela.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
liderar
O caminhante mais experiente sempre lidera.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
viajar
Ele gosta de viajar e já viu muitos países.