Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
ver
Você pode ver melhor com óculos.
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
casar
O casal acabou de se casar.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
noivar
Eles secretamente ficaram noivos!
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
pintar
Ela pintou suas mãos.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
entender
Eu não consigo te entender!
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
entregar
O entregador de pizza entrega a pizza.
cms/verbs-webp/118861770.webp
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
temer
A criança tem medo no escuro.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
criar
Quem criou a Terra?
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publicar
O editor publicou muitos livros.
cms/verbs-webp/116610655.webp
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
construir
Quando a Grande Muralha da China foi construída?