Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch

جاء
أنا سعيد أنك جئت!
ja‘
‘ana saeid ‘anak jitu!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

يرن
الجرس يرن كل يوم.
yuranu
aljars yarn kula yawmi.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

يحترق
النار ستحترق الكثير من الغابة.
yahtariq
alnaar satahtariq alkathir min alghabati.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

اقترح
المرأة تقترح شيئًا على صديقتها.
aqtarah
almar‘at taqtarih shyyan ealaa sadiqitaha.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

عمل
الدراجة النارية معطلة؛ لم تعد تعمل.
eamil
aldaraajat alnaariat mueatalatun; lam taeud taemal.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

حفظ
أطفالي قد حفظوا مالهم بأنفسهم.
hifz
‘atfali qad hafizuu malahum bi‘anfusihim.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

عاد
عاد البوميرانج.
ead
ead albumiranji.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

ينتقل
الجار ينتقل.
yantaqil
aljar yantaqilu.
verhuizen
De buurman verhuist.

يعود
هو يعود إلى المنزل بعد العمل.
yaeud
hu yaeud ‘iilaa almanzil baed aleumli.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

موقوفة
الدراجات موقوفة أمام المنزل.
mawqufat
aldaraajat mawqufat ‘amam almanzili.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

يأتي
الركوب على الأمواج يأتي له بسهولة.
yati
alrukub ealaa al‘amwaj yati lah bisuhulatin.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
