Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/120254624.webp
lede
Han liker å lede et team.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/110322800.webp
snakke dårlig
Klassekameratene snakker dårlig om henne.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/80060417.webp
kjøre bort
Hun kjører bort i bilen sin.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/124274060.webp
etterlate
Hun etterlot meg et stykke pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/129403875.webp
ringe
Klokken ringer hver dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/26758664.webp
spare
Mine barn har spart sine egne penger.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/127720613.webp
savne
Han savner kjæresten sin mye.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/55788145.webp
dekke
Barnet dekker ørene sine.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omfavne
Moren omfavner babyens små føtter.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/118588204.webp
vente
Hun venter på bussen.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/106515783.webp
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.