Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
dekke
Barnet dekker seg selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
motta
Jeg kan motta veldig raskt internett.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
ankomme
Mange mennesker ankommer med bobil på ferie.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
sende av gårde
Denne pakken vil bli sendt av gårde snart.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
bevise
Han vil bevise en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
reise
Han liker å reise og har sett mange land.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
ta
Hun må ta mye medisin.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
gå gjennom
Kan katten gå gjennom dette hullet?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
kaste
Han kaster sint datamaskinen sin på gulvet.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
kjøre hjem
Etter shopping kjører de to hjem.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.