Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/130938054.webp
dekke
Barnet dekker seg selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/118026524.webp
motta
Jeg kan motta veldig raskt internett.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/116835795.webp
ankomme
Mange mennesker ankommer med bobil på ferie.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/113136810.webp
sende av gårde
Denne pakken vil bli sendt av gårde snart.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bevise
Han vil bevise en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reise
Han liker å reise og har sett mange land.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/60111551.webp
ta
Hun må ta mye medisin.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/96531863.webp
gå gjennom
Kan katten gå gjennom dette hullet?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/44269155.webp
kaste
Han kaster sint datamaskinen sin på gulvet.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/41019722.webp
kjøre hjem
Etter shopping kjører de to hjem.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/106203954.webp
bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/100565199.webp
spise frokost
Vi foretrekker å spise frokost i senga.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.