Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/63868016.webp
return
The dog returns the toy.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/111615154.webp
drive back
The mother drives the daughter back home.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/93393807.webp
happen
Strange things happen in dreams.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/107996282.webp
refer
The teacher refers to the example on the board.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/117890903.webp
reply
She always replies first.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/117953809.webp
stand
She can’t stand the singing.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/123179881.webp
practice
He practices every day with his skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/121112097.webp
paint
I’ve painted a beautiful picture for you!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/115520617.webp
run over
A cyclist was run over by a car.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/121180353.webp
lose
Wait, you’ve lost your wallet!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/104818122.webp
repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/67035590.webp
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.