Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/106725666.webp
check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/55788145.webp
cover
The child covers its ears.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/53646818.webp
let in
It was snowing outside and we let them in.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/92612369.webp
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lead
The most experienced hiker always leads.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/43483158.webp
go by train
I will go there by train.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/87994643.webp
walk
The group walked across a bridge.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/74119884.webp
open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/34567067.webp
search for
The police are searching for the perpetrator.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/114993311.webp
see
You can see better with glasses.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/17624512.webp
get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/26758664.webp
save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.