Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

know
She knows many books almost by heart.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

receive
She received a very nice gift.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

run slow
The clock is running a few minutes slow.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

study
The girls like to study together.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

publish
Advertising is often published in newspapers.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

turn around
You have to turn the car around here.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

produce
We produce our own honey.
produceren
We produceren onze eigen honing.

miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

burn
The meat must not burn on the grill.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

get lost
It’s easy to get lost in the woods.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
