Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
burden
Office work burdens her a lot.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
find again
I couldn’t find my passport after moving.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
clean
The worker is cleaning the window.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.
check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
understand
I can’t understand you!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
win
He tries to win at chess.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
let in
One should never let strangers in.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.