Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
create
Who created the Earth?
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
send off
She wants to send the letter off now.
cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
get out
She gets out of the car.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
leave
Many English people wanted to leave the EU.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Both are hanging on a branch.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
spend
She spent all her money.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
transport
The truck transports the goods.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
stand
She can’t stand the singing.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
get to know
Strange dogs want to get to know each other.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invite
We invite you to our New Year’s Eve party.