Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
use
Even small children use tablets.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
explore
The astronauts want to explore outer space.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
let in
It was snowing outside and we let them in.
cms/verbs-webp/93031355.webp
durven
Ik durf niet in het water te springen.
dare
I don’t dare to jump into the water.
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
enrich
Spices enrich our food.
cms/verbs-webp/80356596.webp
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
say goodbye
The woman says goodbye.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
kick
In martial arts, you must be able to kick well.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
depart
The ship departs from the harbor.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
pass by
The train is passing by us.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
embrace
The mother embraces the baby’s little feet.