Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/93393807.webp
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
happen
Strange things happen in dreams.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
mix
The painter mixes the colors.
cms/verbs-webp/41918279.webp
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
run away
Our son wanted to run away from home.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaken
Dit smaakt echt goed!
taste
This tastes really good!
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
write
He is writing a letter.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
simplify
You have to simplify complicated things for children.
cms/verbs-webp/92266224.webp
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
turn off
She turns off the electricity.
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
translate
He can translate between six languages.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
win
He tries to win at chess.
cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
leave
Tourists leave the beach at noon.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
exist
Dinosaurs no longer exist today.
cms/verbs-webp/100298227.webp
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
hug
He hugs his old father.