Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/115520617.webp
køre over
En cyklist blev kørt over af en bil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/129300323.webp
røre
Landmanden rører ved sine planter.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/68212972.webp
række hånden op
Den, der ved noget, kan række hånden op i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/119520659.webp
bringe op
Hvor mange gange skal jeg bringe dette argument op?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/95056918.webp
føre
Han fører pigen ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/51119750.webp
finde vej
Jeg kan finde vej godt i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/43956783.webp
løbe væk
Vores kat løb væk.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/87153988.webp
fremme
Vi skal fremme alternativer til biltrafik.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/23258706.webp
trække op
Helikopteren trækker de to mænd op.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/44269155.webp
kaste
Han kaster vredt sin computer på gulvet.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/89636007.webp
underskrive
Han underskrev kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/120624757.webp
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.