Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/122707548.webp
stå
Bjergbestigeren står på toppen.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/116358232.webp
ske
Noget dårligt er sket.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/102304863.webp
sparke
Vær forsigtig, hesten kan sparke!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/121180353.webp
miste
Vent, du har mistet din tegnebog!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/123211541.webp
sne
Det har sneet meget i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/56994174.webp
komme ud
Hvad kommer ud af ægget?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/20225657.webp
kræve
Mit barnebarn kræver meget af mig.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrænse
Bør handel begrænses?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/125376841.webp
kigge på
På ferien kiggede jeg på mange seværdigheder.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/84847414.webp
passe
Vores søn passer rigtig godt på sin nye bil.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/92456427.webp
købe
De vil købe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sende
Jeg sender dig et brev.
sturen
Ik stuur je een brief.