Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/57481685.webp
gå om
Eleven har gået et år om.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/15353268.webp
presse ud
Hun presser citronen ud.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/77646042.webp
brænde
Du bør ikke brænde penge af.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/49585460.webp
ende op
Hvordan endte vi op i denne situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/114052356.webp
brænde
Kødet må ikke brænde på grillen.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/129203514.webp
chatte
Han chatter ofte med sin nabo.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/97188237.webp
danse
De danser en tango forelsket.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/1502512.webp
læse
Jeg kan ikke læse uden briller.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/43100258.webp
møde
Nogle gange mødes de i trappen.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/105681554.webp
forårsage
Sukker forårsager mange sygdomme.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/36190839.webp
bekæmpe
Brandvæsenet bekæmper ilden fra luften.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/63935931.webp
vende
Hun vender kødet.
draaien
Ze draait het vlees.