Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/130288167.webp
rengøre
Hun rengør køkkenet.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/115520617.webp
køre over
En cyklist blev kørt over af en bil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorere
Barnet ignorerer sin mors ord.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/12991232.webp
takke
Jeg takker dig meget for det!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/118026524.webp
modtage
Jeg kan modtage meget hurtigt internet.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/128159501.webp
blande
Forskellige ingredienser skal blandes.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/57481685.webp
gå om
Eleven har gået et år om.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sende
Jeg sendte dig en besked.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/82378537.webp
bortskaffe
Disse gamle gummihjul skal bortskaffes særskilt.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/97593982.webp
forberede
En lækker morgenmad er blevet forberedt!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportere
Lastbilen transporterer varerne.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/123619164.webp
svømme
Hun svømmer regelmæssigt.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.