Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
uždaryti
Ji uždaro užuolaidas.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
gauti eilės numerį
Prašau palaukti, greitai gausite savo eilės numerį!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
balsuoti
Rinkėjai šiandien balsuoja dėl savo ateities.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
veikti
Motociklas sugedo; jis daugiau neveikia.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
prisistoti
Taksi prisistoję prie sustojimo.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
turėti po ranka
Vaikai turi po ranka tik kišenpinigius.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
aplankyti
Gydytojai kasdien aplanko pacientą.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
pranešti
Visi laive praneša kapitonui.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
apkrauti
Biuro darbas ją labai apkrauna.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
pažengti
Šliužai pažengia tik lėtai.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
praeiti
Vanduo buvo per aukštas; sunkvežimis negalėjo praeiti.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.