Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/19584241.webp
havi dispone
Infanoj nur havas poŝmonon dispone.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/63645950.webp
kuri
Ŝi kuras ĉiun matenon sur la plaĝo.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/110646130.webp
kovri
Ŝi kovris la panon per fromaĝo.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/114091499.webp
dresi
La hundo estas dresita de ŝi.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/26758664.webp
ŝpari
Miaj infanoj ŝparis sian propran monon.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/129235808.webp
aŭskulti
Li ŝatas aŭskulti la ventron de sia graveda edzino.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/112408678.webp
inviti
Ni invitas vin al nia novjara festo.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parki
La bicikloj estas parkitaj antaŭ la domo.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/93221270.webp
perdi sin
Mi perdus min sur mia vojo.
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kisi
Li kisas la bebon.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/82095350.webp
puŝi
La flegistino puŝas la pacienton en rulseĝo.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/117311654.webp
porti
Ili portas siajn infanojn sur siaj dorsoj.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.