Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

kahtlustama
Ta kahtlustab, et see on tema tüdruk.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

kaotama
Nõrgem koer kaotab võitluses.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

purju jääma
Ta jääb peaaegu iga õhtu purju.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

palkima
Ettevõte soovib rohkem inimesi palkida.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

mängima
Laps eelistab üksi mängida.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

huvituma
Meie laps on muusikast väga huvitatud.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

mõtlema
Ta peab teda alati mõtlema.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

mööduma
Keskaeg on möödunud.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

lõpetama
Kuidas me sellesse olukorda lõpetasime?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

ähvardama
Katastroof on lähedal.
op handen zijn
Een ramp is op handen.
