Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/94555716.webp
saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/99951744.webp
kahtlustama
Ta kahtlustab, et see on tema tüdruk.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/34664790.webp
kaotama
Nõrgem koer kaotab võitluses.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
cms/verbs-webp/84506870.webp
purju jääma
Ta jääb peaaegu iga õhtu purju.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/103797145.webp
palkima
Ettevõte soovib rohkem inimesi palkida.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/87317037.webp
mängima
Laps eelistab üksi mängida.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/47737573.webp
huvituma
Meie laps on muusikast väga huvitatud.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
cms/verbs-webp/120128475.webp
mõtlema
Ta peab teda alati mõtlema.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/113842119.webp
mööduma
Keskaeg on möödunud.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/49585460.webp
lõpetama
Kuidas me sellesse olukorda lõpetasime?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/105785525.webp
ähvardama
Katastroof on lähedal.
op handen zijn
Een ramp is op handen.
cms/verbs-webp/123619164.webp
ujuma
Ta ujub regulaarselt.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.