Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/32796938.webp
wysłać
Ona chce teraz wysłać list.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/57481685.webp
powtarzać
Student powtórzył rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/110775013.webp
zapisać
Ona chce zapisać swój pomysł na biznes.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/120254624.webp
prowadzić
Lubi prowadzić zespół.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/129244598.webp
ograniczać
Podczas diety musisz ograniczyć spożycie jedzenia.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/93393807.webp
zdarzyć się
W snach zdarzają się dziwne rzeczy.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/130814457.webp
dodawać
Ona dodaje trochę mleka do kawy.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/120015763.webp
chcieć wyjść
Dziecko chce wyjść na dwór.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/44159270.webp
oddać
Nauczyciel oddaje prace domowe uczniom.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/59066378.webp
zwracać uwagę
Trzeba zwracać uwagę na znaki drogowe.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/119425480.webp
myśleć
W szachach musisz dużo myśleć.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/21529020.webp
biec w kierunku
Dziewczynka biegnie w kierunku swojej matki.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.