Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/5161747.webp
usuwać
Koparka usuwa glebę.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/73751556.webp
modlić się
On modli się cicho.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/113966353.webp
podawać
Kelner podaje jedzenie.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/121180353.webp
zgubić
Poczekaj, zgubiłeś swój portfel!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/102238862.webp
odwiedzać
Stara przyjaciółka odwiedza ją.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/33688289.webp
wpuszczać
Nigdy nie należy wpuszczać obcych.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/84472893.webp
jeździć
Dzieci lubią jeździć na rowerach lub hulajnogach.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publikować
Reklamy często są publikowane w gazetach.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/123844560.webp
chronić
Kask ma chronić przed wypadkami.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/124053323.webp
wysyłać
On wysyła list.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/106682030.webp
odnaleźć
Nie mogłem odnaleźć mojego paszportu po przeprowadzce.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
cms/verbs-webp/27076371.webp
należeć
Moja żona należy do mnie.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.