Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

ozvať sa
Kto vie niečo, môže sa v triede ozvať.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

prepustiť
Šéf ho prepustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

spievať
Deti spievajú pieseň.
zingen
De kinderen zingen een lied.

chvastať sa
Rád sa chvastá svojimi peniazmi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

zhrnúť
Musíte zhrnúť kľúčové body z tohto textu.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

vykonávať
Ona vykonáva nezvyčajné povolanie.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

zbankrotovať
Firma pravdepodobne čoskoro zbankrotuje.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

dostať
V starobe dostáva dobrý dôchodok.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

ľahnúť si
Boli unavení a ľahli si.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

zraziť
Bohužiaľ, mnoho zvierat stále zražajú autá.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

zaspať
Chcú konečne zaspať na jednu noc.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
