Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

pretraživati
Provalnik pretražuje kuću.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

posluživati
Konobar poslužuje hranu.
serveren
De ober serveert het eten.

polaziti
Vlak polazi.
vertrekken
De trein vertrekt.

jamčiti
Osiguranje jamči zaštitu u slučaju nesreća.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

pokupiti
Moramo pokupiti sve jabuke.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti četkati zube.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

preskočiti
Sportaš mora preskočiti prepreku.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

ostaviti bez riječi
Iznenadi je ostavila bez riječi.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

ići vlakom
Tamo ću ići vlakom.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

prolaziti pokraj
Dvoje prolaze jedno pokraj drugoga.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
