Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
sjesti
Ona sjedi kraj mora pri zalasku sunca.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
početi
Vojnici počinju.
beginnen
De soldaten beginnen.
vratiti
Majka vraća kći kući.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
biti
Ne bi trebali biti tužni!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
nadati se
Mnogi se nadaju boljoj budućnosti u Europi.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
goniti
Kauboji goniti stoku s konjima.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
otići
Naši su praznički gosti otišli jučer.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
hvalisati
Voli se hvalisati svojim novcem.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
teško pasti
Oboje im teško pada rastanak.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
čistiti
Ona čisti kuhinju.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
predložiti
Žena svom prijatelju nešto predlaže.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.