Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/99633900.webp
explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/60395424.webp
pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/59552358.webp
gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/110322800.webp
falar mal
Os colegas falam mal dela.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/34979195.webp
juntar-se
É bom quando duas pessoas se juntam.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/73880931.webp
limpar
O trabalhador está limpando a janela.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/40477981.webp
estar familiarizado
Ela não está familiarizada com eletricidade.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/124525016.webp
ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/98082968.webp
ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/19584241.webp
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.