Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.

treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

falar mal
Os colegas falam mal dela.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

juntar-se
É bom quando duas pessoas se juntam.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

limpar
O trabalhador está limpando a janela.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

estar familiarizado
Ela não está familiarizada com eletricidade.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.

ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.
