Vocabulário
Aprenda verbos – Holandês

missen
De man heeft zijn trein gemist.
perder
O homem perdeu seu trem.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
controlar-se
Não posso gastar muito dinheiro; preciso me controlar.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
tocar
Você ouve o sino tocando?

zien
Je kunt beter zien met een bril.
ver
Você pode ver melhor com óculos.

vertellen
Ze vertelde me een geheim.
contar
Ela me contou um segredo.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influenciar
Não se deixe influenciar pelos outros!

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
oferecer
O que você está me oferecendo pelo meu peixe?

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
pintar
Quero pintar meu apartamento.

sturen
Ik stuur je een brief.
enviar
Estou te enviando uma carta.

bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discutir
Os colegas discutem o problema.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.
discutir
Eles discutem seus planos.
