Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/117421852.webp
tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/40326232.webp
entender
Eu finalmente entendi a tarefa!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/33688289.webp
deixar entrar
Nunca se deve deixar estranhos entrar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/119379907.webp
adivinhar
Você precisa adivinhar quem eu sou!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/125385560.webp
lavar
A mãe lava seu filho.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/74176286.webp
proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/101765009.webp
acompanhar
O cachorro os acompanha.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/120368888.webp
contar
Ela me contou um segredo.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/98082968.webp
ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/117491447.webp
depender
Ele é cego e depende de ajuda externa.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/95543026.webp
participar
Ele está participando da corrida.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.