Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

entender
Eu finalmente entendi a tarefa!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

deixar entrar
Nunca se deve deixar estranhos entrar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

adivinhar
Você precisa adivinhar quem eu sou!
raden
Je moet raden wie ik ben!

lavar
A mãe lava seu filho.
wassen
De moeder wast haar kind.

proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

acompanhar
O cachorro os acompanha.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

contar
Ela me contou um segredo.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.

depender
Ele é cego e depende de ajuda externa.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
