Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

voel
Hy voel dikwels alleen.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

binnegaan
Die skip gaan die hawe binne.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

klink
Haar stem klink fantasties.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

ontmoet
Die vriende het ontmoet vir ’n gesamentlike ete.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

binnegaan
Hy gaan die hotelkamer binne.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

bespreek
Hulle bespreek hul planne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
