Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

fermare
Devi fermarti al semaforo rosso.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

annotare
Devi annotare la password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

nevicare
Oggi ha nevicato molto.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

pubblicare
La pubblicità viene spesso pubblicata sui giornali.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

spingere
L’infermiera spinge il paziente su una sedia a rotelle.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

investire
In cosa dovremmo investire i nostri soldi?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

seguire
I pulcini seguono sempre la loro madre.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.

parlare a
Qualcuno dovrebbe parlare con lui; è così solo.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
