Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/122394605.webp
cambiare
Il meccanico sta cambiando gli pneumatici.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/75508285.webp
aspettare con ansia
I bambini aspettano sempre con ansia la neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/82669892.webp
andare
Dove state andando entrambi?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/102823465.webp
mostrare
Posso mostrare un visto nel mio passaporto.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/112444566.webp
parlare a
Qualcuno dovrebbe parlare con lui; è così solo.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/78073084.webp
sdraiarsi
Erano stanchi e si sono sdraiati.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/123844560.webp
proteggere
Un casco dovrebbe proteggere dagli incidenti.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/62175833.webp
scoprire
I marinai hanno scoperto una nuova terra.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/119417660.webp
credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/119895004.webp
scrivere
Sta scrivendo una lettera.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/90821181.webp
battere
Ha battuto il suo avversario a tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/81025050.webp
combattere
Gli atleti combattono l’uno contro l’altro.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.