Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

cambiare
Il meccanico sta cambiando gli pneumatici.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

aspettare con ansia
I bambini aspettano sempre con ansia la neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

andare
Dove state andando entrambi?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

mostrare
Posso mostrare un visto nel mio passaporto.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

parlare a
Qualcuno dovrebbe parlare con lui; è così solo.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

sdraiarsi
Erano stanchi e si sono sdraiati.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

proteggere
Un casco dovrebbe proteggere dagli incidenti.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

scoprire
I marinai hanno scoperto una nuova terra.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.

scrivere
Sta scrivendo una lettera.
schrijven
Hij schrijft een brief.

battere
Ha battuto il suo avversario a tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
