Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

presentare
Sta presentando la sua nuova fidanzata ai suoi genitori.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

cancellare
Il volo è cancellato.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

rispondere
Lei ha risposto con una domanda.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

scrivere a
Mi ha scritto la settimana scorsa.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

chiudere
Lei chiude le tende.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

prendere il controllo
Le cavallette hanno preso il controllo.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

lavorare per
Ha lavorato duramente per i suoi buoni voti.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

nevicare
Oggi ha nevicato molto.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

calciare
A loro piace calciare, ma solo nel calcetto.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

girare
Puoi girare a sinistra.
draaien
Je mag naar links draaien.
