Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/100565199.webp
fare colazione
Preferiamo fare colazione a letto.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitorare
Qui tutto è monitorato da telecamere.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/100434930.webp
finire
La rotta finisce qui.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/79582356.webp
decifrare
Lui decifra il piccolo stampato con una lente d’ingrandimento.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/118759500.webp
raccogliere
Abbiamo raccolto molto vino.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/116610655.webp
costruire
Quando è stata costruita la Grande Muraglia cinese?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/123237946.webp
accadere
Qui è accaduto un incidente.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/80116258.webp
valutare
Lui valuta le prestazioni dell’azienda.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/122010524.webp
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/119417660.webp
credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/30793025.webp
ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/118253410.webp
spendere
Lei ha speso tutti i suoi soldi.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.