Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/101765009.webp
accompagnare
Il cane li accompagna.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studiare
Ci sono molte donne che studiano alla mia università.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controllare
Il dentista controlla la dentatura del paziente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/97335541.webp
commentare
Lui commenta la politica ogni giorno.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/44269155.webp
lanciare
Lui lancia il suo computer arrabbiato sul pavimento.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/94909729.webp
aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/44848458.webp
fermare
Devi fermarti al semaforo rosso.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/49374196.webp
licenziare
Il mio capo mi ha licenziato.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/116877927.webp
allestire
Mia figlia vuole allestire il suo appartamento.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/18316732.webp
attraversare
L’auto attraversa un albero.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/60625811.webp
distruggere
I file saranno completamente distrutti.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controllare
Lui controlla chi ci abita.
controleren
Hij controleert wie daar woont.