Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
combattere
Gli atleti combattono l’uno contro l’altro.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
proteggere
I bambini devono essere protetti.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
comandare
Lui comanda il suo cane.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
dire
Ho qualcosa di importante da dirti.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
suonare
La sua voce suona fantastica.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
ballare
Stanno ballando un tango innamorati.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
danneggiare
Due auto sono state danneggiate nell’incidente.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
sposarsi
Ai minori non è permesso sposarsi.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
permettere
Non si dovrebbe permettere la depressione.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.