Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/114231240.webp
kłamać
On często kłamie, gdy chce coś sprzedać.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/120762638.webp
powiedzieć
Mam coś ważnego do powiedzenia.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/57248153.webp
wspomnieć
Szef wspomniał, że go zwolni.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/123546660.webp
sprawdzać
Mechanik sprawdza funkcje samochodu.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/59121211.webp
zadzwonić
Kto zadzwonił do drzwi?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/93150363.webp
budzić się
On właśnie się obudził.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/32180347.webp
rozebrać
Nasz syn wszystko rozbiera!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/89636007.webp
podpisać
On podpisał umowę.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/105854154.webp
ograniczać
Ogrodzenia ograniczają naszą wolność.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/123844560.webp
chronić
Kask ma chronić przed wypadkami.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
przedstawiać
On przedstawia swoją nową dziewczynę swoim rodzicom.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/75195383.webp
być
Nie powinieneś być smutny!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!