Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools
kłamać
On często kłamie, gdy chce coś sprzedać.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
powiedzieć
Mam coś ważnego do powiedzenia.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
wspomnieć
Szef wspomniał, że go zwolni.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
sprawdzać
Mechanik sprawdza funkcje samochodu.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
zadzwonić
Kto zadzwonił do drzwi?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
budzić się
On właśnie się obudził.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
rozebrać
Nasz syn wszystko rozbiera!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
podpisać
On podpisał umowę.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
ograniczać
Ogrodzenia ograniczają naszą wolność.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
chronić
Kask ma chronić przed wypadkami.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
przedstawiać
On przedstawia swoją nową dziewczynę swoim rodzicom.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.