Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/109542274.webp
deixar passar
Deveriam os refugiados serem deixados passar nas fronteiras?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/71260439.webp
escrever para
Ele escreveu para mim na semana passada.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/100965244.webp
olhar para baixo
Ela olha para o vale abaixo.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/123492574.webp
treinar
Atletas profissionais têm que treinar todos os dias.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/91906251.webp
chamar
O menino chama o mais alto que pode.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/49374196.webp
demitir
Meu chefe me demitiu.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/131098316.webp
casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/120193381.webp
casar
O casal acabou de se casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/88597759.webp
pressionar
Ele pressiona o botão.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/95056918.webp
conduzir
Ele conduz a menina pela mão.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/99633900.webp
explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.