Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

colher
Nós colhemos muito vinho.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.

carregar
O burro carrega uma carga pesada.
dragen
De ezel draagt een zware last.

passar
Os estudantes passaram no exame.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

mentir
Às vezes tem-se que mentir em uma situação de emergência.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

correr
O atleta corre.
rennen
De atleet rent.

causar
O álcool pode causar dores de cabeça.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

concordar
Os vizinhos não conseguiram concordar sobre a cor.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

beijar
Ele beija o bebê.
kussen
Hij kust de baby.

cancelar
O voo está cancelado.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
