Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

deixar passar
Deveriam os refugiados serem deixados passar nas fronteiras?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

escrever para
Ele escreveu para mim na semana passada.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

olhar para baixo
Ela olha para o vale abaixo.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

treinar
Atletas profissionais têm que treinar todos os dias.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

chamar
O menino chama o mais alto que pode.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

demitir
Meu chefe me demitiu.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

casar
O casal acabou de se casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

pressionar
Ele pressiona o botão.
drukken
Hij drukt op de knop.

conduzir
Ele conduz a menina pela mão.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
