Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/35862456.webp
algama
Uus elu algab abieluga.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reisima
Meile meeldib Euroopas reisida.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/105934977.webp
tootma
Me toodame elektrit tuule ja päikese abil.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/65199280.webp
järele jooksma
Ema jookseb oma poja järele.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reisima
Talle meeldib reisida ja ta on näinud paljusid riike.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/77646042.webp
põletama
Sa ei tohiks raha põletada.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/102631405.webp
unustama
Ta ei taha unustada minevikku.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/68779174.webp
esindama
Advokaadid esindavad oma kliente kohtus.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/117421852.webp
sõpradeks saama
Need kaks on sõbraks saanud.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/22225381.webp
lahkuma
Laev lahkub sadamast.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/77581051.webp
pakkuma
Mida sa mulle oma kala eest pakud?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
cms/verbs-webp/104167534.webp
omama
Ma omam punast sportautot.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.