Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/41935716.webp
ära eksima
Metsas on kerge ära eksida.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
võitlema
Sportlased võitlevad omavahel.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/123492574.webp
treenima
Professionaalsed sportlased peavad iga päev treenima.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/105504873.webp
lahkuda tahtma
Ta tahab hotellist lahkuda.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/9435922.webp
lähemale tulema
Teod tulevad üksteisele lähemale.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treenima
Koera treenib tema.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/94909729.webp
ootama
Me peame veel kuu aega ootama.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/108295710.webp
kirjutama
Lapsed õpivad kirjutama.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/123947269.webp
jälgima
Kõike jälgitakse siin kaamerate abil.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/21689310.webp
küsima
Minu õpetaja küsib tihti minu käest.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/110667777.webp
vastutama
Arst vastutab ravi eest.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/22225381.webp
lahkuma
Laev lahkub sadamast.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.