Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/82669892.webp
go
Where are you both going?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/17624512.webp
get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/100011426.webp
influence
Don’t let yourself be influenced by others!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/103719050.webp
develop
They are developing a new strategy.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/61826744.webp
create
Who created the Earth?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/123213401.webp
hate
The two boys hate each other.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/80427816.webp
correct
The teacher corrects the students’ essays.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/108556805.webp
look down
I could look down on the beach from the window.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/85860114.webp
go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/100434930.webp
end
The route ends here.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/55119061.webp
start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/116610655.webp
build
When was the Great Wall of China built?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?