Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/75508285.webp
glæde sig
Børn glæder sig altid til sne.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Børn kan lide at ride på cykler eller løbehjul.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kysse
Han kysser babyen.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/100011930.webp
fortælle
Hun fortæller hende en hemmelighed.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
cms/verbs-webp/101742573.webp
male
Hun har malet sine hænder.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/110056418.webp
holde en tale
Politikeren holder en tale foran mange studerende.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/101556029.webp
afvise
Barnet afviser sin mad.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/96476544.webp
fastsætte
Datoen bliver fastsat.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/117890903.webp
svare
Hun svarer altid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overgå
Hvaler overgår alle dyr i vægt.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/68761504.webp
tjekke
Tandlægen tjekker patientens tandsæt.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/132030267.webp
forbruge
Hun forbruger et stykke kage.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.