Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

glæde sig
Børn glæder sig altid til sne.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

ride
Børn kan lide at ride på cykler eller løbehjul.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

kysse
Han kysser babyen.
kussen
Hij kust de baby.

fortælle
Hun fortæller hende en hemmelighed.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

male
Hun har malet sine hænder.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

holde en tale
Politikeren holder en tale foran mange studerende.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

afvise
Barnet afviser sin mad.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

fastsætte
Datoen bliver fastsat.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

svare
Hun svarer altid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

overgå
Hvaler overgår alle dyr i vægt.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

tjekke
Tandlægen tjekker patientens tandsæt.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
