Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

gentage
Min papegøje kan gentage mit navn.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

vinde
Han prøver at vinde i skak.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

repræsentere
Advokater repræsenterer deres klienter i retten.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

misse
Han missede sømmet og skadede sig selv.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

flytte ud
Naboerne flytter ud.
verhuizen
De buurman verhuist.

ringe
Hvem ringede på dørklokken?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

beskadige
To biler blev beskadiget i ulykken.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

rengøre
Arbejderen rengør vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

være opmærksom
Man skal være opmærksom på vejtegnene.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

bruge
Selv små børn bruger tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

overtage
Græshopperne har overtaget.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
