Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/95056918.webp
føre
Han fører pigen ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investere
Hvad skal vi investere vores penge i?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/104818122.webp
reparere
Han ville reparere kablet.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/107996282.webp
henvise
Læreren henviser til eksemplet på tavlen.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/97335541.webp
kommentere
Han kommenterer på politik hver dag.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/106608640.webp
bruge
Selv små børn bruger tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hænge ned
Hængekøjen hænger ned fra loftet.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/101556029.webp
afvise
Barnet afviser sin mad.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/3270640.webp
forfølge
Cowboysen forfølger hestene.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/80332176.webp
understrege
Han understregede sin udtalelse.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/67035590.webp
springe
Han sprang i vandet.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/118343897.webp
arbejde sammen
Vi arbejder sammen som et team.
samenwerken
We werken samen als een team.