Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
tjekke
Tandlægen tjekker tænderne.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
gifte sig
Minderårige må ikke gifte sig.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
arbejde for
Han arbejdede hårdt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
løbe
Atleten løber.
rennen
De atleet rent.
finde vej
Jeg kan finde vej godt i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
løbe hen imod
Pigen løber hen imod sin mor.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
rengøre
Hun rengør køkkenet.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
parkere
Bilerne er parkeret i parkeringskælderen.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
underskrive
Han underskrev kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
indeholde
Fisk, ost, og mælk indeholder meget protein.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
annullere
Han annullerede desværre mødet.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.