Ordliste
Lær verber – Nederlandsk

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
lære at kende
Mærkelige hunde vil lære hinanden at kende.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
ankomme
Flyet ankom til tiden.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
gøre for
De vil gøre noget for deres sundhed.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
kommentere
Han kommenterer på politik hver dag.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
række hånden op
Den, der ved noget, kan række hånden op i klassen.

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
modtage
Jeg kan modtage meget hurtigt internet.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
undersøge
Blodprøver undersøges i dette laboratorium.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
fare vild
Det er let at fare vild i skoven.

een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
lave en fejl
Tænk dig godt om, så du ikke laver en fejl!

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
luge ud
Ukrudt skal luges ud.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
understrege
Han understregede sin udtalelse.
